Elul
Ik heb eindelijk een shofar gekocht en ben nu bezig te leren hem te blazen. In de maand Elul moeten we iedere dag het geluid van de shofar horen, en het werd tijd dat ik dat zelf kon, vond ik. En wel voor de eerste Elul. Ik kwam half juli thuis uit Jeruzalem met een prachtige shofar en legde hem voorzichtig in de boekenkast. Iedere dag keek ik er naar. Tot dan toe had ik nooit enig geluid uit een shofar gekregen. Was ik niet te overmoedig geweest? Of zou het net zo gaan als met mijn geweldige visioen om aan een parachute van een berg te springen, waarna ik ’s nachts zo slecht sliep dat ik de reservering de volgende morgen weer cancelde, met de conclusie dat ik niet alles hoefde te kunnen?
Toen ik voldoende moed verzameld had begon ik. De eerste dagen kwam er helemaal geen geluid uit. De kans leek groot dat ik het nooit zou leren. Toch keek ik nog eens goed op youtube hoe het moest. Nu ben ik zover dat er geluid uitkomt. Al een hele prestatie, vind ik zelf. Maar wat voor geluid! Niet het fiere klaroengeschal dat de komst van de Mashiach aankondigt. Niet de luide klank van de ramshoorn temidden van donder en bliksem aan de vooravond van het ontvangen van de Torah op Sinai. Ook niet de krijgshoorn uit Jeremiah, de dreigende klanken uit Amos, of de vrolijke trompet uit Tehillim. Niets van dat alles. Ik produceer een zeurderig, huilerig, klagelijk, gebroken, miezerig, zielig geluid. En ik krijg er maar één toon uit, min of meer. Het ligt niet aan de shofar. De beheerder van de shop in Jeruzalem produceerde er een prachtig helder krachtig geluid mee. Het ligt helemaal aan mij.
Mijn geworstel met de shofar is een metafoor voor het werk dat we doen in de maand Elul. Volgens de Talmud moet het geluid van de shofar het zuchten zijn van de moeder die haar zoon verloren heeft in de strijd (TB RhS 33b), of haar het uitschreeuwen van ellende omdat hij niet terugkeert. In deze maand is het geluid van de shofar niet het geluid van triomf en vreugde, maar het geluid van pijn, van verdriet, van verlies, van onmacht.
In de maand Elul besteden we extra aandacht aan teshuva, berouw. We hebben fouten gemaakt. Dat doet pijn. Daarom huilt de shofar. We hebben het niet goed gedaan. Dat kwetst ons ego. Daarom klinkt de shofar deze maand zo zielig. We begonnen het jaar na de vorige Yom Kippur in een nieuwe auto. Maar gaande het jaar zijn er steeds meer krasjes op gekomen. Ieder nieuw krasje was een kras op onze ziel. De bumper is gedeukt, er zit een ster in de ruit, en na de laatste aanrijding sluit het portier niet goed meer. We kunnen natuurlijk volhouden dat het allemaal de schuld van de ander was. Misschien is dat niet helemaal onwaar. Maar daar worden we niet heel van. Om weer heel te worden zullen we zelf iets moeten ondernemen. De hele maand Elul nemen we ons eigen gedrag van het afgelopen jaar onder de loep. We proberen heel precies te zien wat wij fout deden. Zodat we het beter kunnen doen, kunnen repareren wat er gerepareerd kan worden, en het nieuwe jaar weer schoon kunnen beginnen, zonder schuldgevoel over het verleden. We deden het zo goed als we konden. Of misschien met opzet niet. Maar als werkelijk teshuva hebben gedaan, beginnen we het nieuwe jaar met een schone lei.
Teshuva betekent letterlijk ‘terugkeer’. Terugkeer naar wie we ten diepste zijn, terugkeer naar de Bron van alle leven. Rabbijn Shlomo Carlebach, zijn herinnering zij tot zegen, dichtte het volgende lied:
Return again, return again
Return to the land of your soul (2x)
Return to who you are
Return to what you are
Return to where you are
born and reborn again
Return again, return again
Return to the land of your soul
Moge dit bewaarheid worden. Op Rosh haShone hoop ik de shofar te kunnen blazen met een krachtige heldere klank. Als we dan allemaal ons werk gedaan hebben komt de Mashiach, zegt onze traditie.
Menselijkerwijs gesproken zal het ons ook dit jaar weer niet lukken, vrees ik. Maar laten we ons blijven inspannen om de wereld en onszelf te helen, be-ezrat haShem, met hulp van de Altijd-wordende.