Kohe

Tijdens Sukkot lernen we Kohelet. De sukka is een tijdelijk optrekje waarvan we niet weten hoe lang het het zal houden. Een beetje wind mag het weerstaan, maar bij een storm hoort het in te storten. Ook Kohelet gaat over tijdelijkheid.

Kohelet is veel verkeerd begrepen. Zijn boodschap is niet dat niets de moeite waard is, dat je geen moeite moet doen, of dat het hele leven smartelijk is. Integendeel. Geniet van het goede zolang het er is. Span je in voor een goed bestaan, maar niet meer dan dat. Wees niet jaloers op wat anderen hebben. En vooral: identificeer je niet met wat je hebt, met de status quo, probeer niet vast te houden, want er is maar één ding zeker: het zal veranderen. Dat kun je tegenwerken of met de stroom meegaan, maar in geen geval kun je het voorkomen. Midrasj Kohelet Rabba zegt dat dit betekent dat we er elke dag het best mogelijke van moeten maken. Laat de mens van iedere dag genieten en bedenken dat de dagen van duisternis ook vele zullen zijn. We kennen de toekomst niet, geniet dus nu, zegt Kohelet (11:8).

Denk vooral niet dat je leven je eigen verdienste is. We hebben de illusie van controle over ons leven, maar we hebben geen echte controle. We kunnen hooguit een beetje bijsturen, als het meezit. Vandaag heb je een leuk gezin, morgen kan je kind onder een vrachtauto komen of een dodelijke ziekte krijgen. Vandaag heb je een topbaan, morgen wordt je er onverdiend uit gewerkt. Vandaag woon je comfortabel, morgen wordt je huis onbewoonbaar door een aardbeving. Geniet er van zolang het er is, zegt Kohelet. Maar ken er geen permanentie aan toe, koppel je identiteit er niet aan, morgen kan het als damp verdwenen zijn.  Toen ik bij de overheid weg ging dacht ik dat ik moest kiezen tussen eeuwig durende baanzekerheid en een waardevast pensioen, of de risico’s van het ondernemerschap, en dat vond ik een hele moeilijke beslissing. Maar al een paar jaar later was het hele instituut geprivatiseerd en vele collega’s ontslagen. En met de waardevastheid van het ABP pensioen is het ook afgelopen, vrees ik. Zekerheid bestaat niet, zegt Kohelet, en dat is een feit waar we mee moeten leven.

Voor alles is een tijd, zegt Kohelet, daarna is het weer over. Het heeft geen zin om dingen te doen op een moment dat het niet de tijd is, want het zal geen vrucht dragen. Niet jij creëert de gelegenheid, de Eeuwige creëert die, zegt Kohelet. Er is een tijdsperiode waarin iets mogelijk is. Daarna is het over en komt die kans niet terug, of pas veel later. Op een gegeven moment is de zaaitijd voorbij. Iets doen voor de juiste tijd daar is werkt ook niet. Zaaien in december betekent voor veel gewassen dat ze de winter niet overleven. Kohelet zegt dat we gevoel moeten hebben voor de natuurlijke stroom van de goddelijke energie. Niet dat we er niet voor moeten werken. Maar op de tijd die niet door onszelf bepaald is. Dat er voor alles een tijd is betekent ook dat we niets vast kunnen houden. Alles heeft de vluchtigheid van  hevel, damp. Daar houden wij mensen niet van. We willen vastigheid. Maar vasthouden, niet veranderen, betekent stilstand, afsterven, dood. We hebben geen keus. We moeten mee in de flow van het leven, op de stroom van de goddelijke levenskracht. Meegaan in de stroom, de mogelijkheden realiseren die ons gegeven worden in het heden, en er van genieten, dat is wat Kohelet ons leert.

Tu b

Vandaag is het het feest van Tu b’Av, de 15e Av. Tu b’Av wordt tegenwoordig ook wel als de Joodse Valentijnsdag gezien.

Maar de Talmud beschouwt dit feest als nog heiliger dan Yom Kippur. Waarom? Op deze dag dansten de meisjes in de wijngaarden voor de jongens, in het wit gekleed, en zo kwamen shidoechim tot stand. ‘Jongeman, kijk op, en zie wie je voor jezelf kiest’, zegt de Taanit, en ongetwijfeld gaven de meisjes hints aan de jongens van hun keuze. Nog geen week na Tisha b’Av, toen we de vernietiging herdachten en rouwden, vieren we de tot stand koming van nieuwe gezinnen, de continuiteit van Joods leven.

De Chasidische meesters beschouwden de dag als een mysterie, als een voorbode van de toekomstige verlossing, waarvan we de essentie niet kunnen zien zolang we zelf niet verlost zijn.

Moge deze dag onze harten openen en ons liefde brengen in alle dimensies.

Tisha b

Huilen we wel genoeg?

Van de Chatam Sofer wordt gezegd dat hij zich voor Tisha b’Av opsloot in een kamer, Echa leerde, en daarbij zoveel huilde dat hij een glas met zijn tranen vulde. Bij de seuda hamafseket, de laatste maaltijd voor de vasten, dronk hij zijn tranen, zoals beschreven in Tehillim 80:6: ‘U geeft hen tranen te drinken in grote hoeveelheden’.

Er zijn mensen die niet meer willen treuren om het verlies van de tempel. Want wie wil er nu nog geassocieerd worden met het brengen van dierenoffers? Was de churban, de verwoesting van de tempel, niet eigenlijk een zegen, die er voor zorgde dat we meer eigentijdse tradities konden invoeren? Moeten we Tisha b’Av niet helemaal afschaffen?

Het is een groot goed dat we er altijd het beste van maken. En het gaat nog beter met ons als we ook de tijd nemen om te rouwen. Want verlies is niet niks, en in de loop van ons leven ervaren we regelmatig verlies. Hoe goed we daar ook mee omgaan, als we niet rouwen wreekt zich dat vaak  later. Daarom is Tisha b’Av een noodzaak in het Joodse jaar.

We hebben zuurstof nodig om te leven. Maar we kunnen alleen maar inademen als we ook uitademen. De lijst van te herdenken ellende van ons volk is lang. Ook in ons persoonlijke leven lijden we verlies: verlies van gezondheid, verlies van dierbaren, verlies van werk, verlies van een huis, het definitief voorbij zijn van een levensfase, en uiteindelijk het verlies van ons leven. Soms overkomt verlies ons. Soms kiezen we ervoor een partner, een huis, een baan te verlaten. Maar ook dan is er een soms pijnlijk proces van afscheid nemen.

Rouwen is een noodzaak. Over alles wat we verloren hebben rouwen we op Tisha b’Av. Ook als er iets goeds voor in de plaats gekomen is.

Tisha b’Av is ook het begin van de jaarlijkse teshuva cyclus. In parashat Devarim, die we altijd lezen in de week van Tisha b’Av,  komt de stam peh – nun – heh, wenden, van richting veranderen, zeven maal voor. Zeven weken voor Rosh HaShana maken we de draai naar teshuvah, terugkeer. We tellen de Omer terug, van malchut shebemalchut naar chesed shebechesed, 49 dagen, om ons voor te bereiden op Rosh haShanah We wenden ons af van de vervreemding van onszelf, van anderen en van haShem, van het ons groot houden, en we wenden ons toe naar het erkennen van ons verdriet. Verdriet over wat ondanks onze goede bedoelingen toch niet lukte. Verdriet over bedoelingen die misschien niet altijd helemaal goed waren. Verdriet over de ontkenning van wie we zijn. Verdriet over het vergeten van de missie van onze ziel in dit leven. We keren ons af van onze defensies. We keren ons toe naar ons opnieuw verbinden. Verbinding in de eerste plaats met onze eigen ziel. Verbinding  met bewustzijn van wat we hier verondersteld worden te doen. Verbinding  met verantwoordelijkheid nemen, voor onze eigen daden en voor de wereld. Tisha b’Av  is onze eerste stap op weg naar Yom Kippur, wanneer we volledige verzoening kunnen ervaren.

Pesach, wat vieren wij?

Wat maakt de seder maaltijd anders dan alle andere maaltijden? Natuurlijk de matze en de maror, de grimsjelies en de Pesachchocoladetaart. Maar zeker ook de magid, de verteller, die aan het eten vooraf gaat. Het boek dat wij gebruiken heet niet voor niets hagadah, vertelling, en niet se’oeda, maaltijd, of mesiba, party. De Torah draagt ons op het verhaal van de uittocht uit Mitzraim aan onze kinderen te vertellen. Targum Onkelos vertaalt het Hebreeuwse higadeta, je zult vertellen, in het aramees als utechawi, je zult instrueren. De essentie van de opdracht is niet een verhaaltje te vertellen voor het slapen gaan, maar de betekenis te onderwijzen.

Wat is dan die betekenis die we aan onze kinderen moeten onderwijzen? De Slonimer rebbe zegt: ‘In de tijd dat de kinderen Israels door Farao onderdrukt werden konden zij helemaal niet spreken. Ze konden alleen maar zuchten, zonder te spreken. En ze zuchtten en ze schreeuwden en hun gekreun steeg op en de Eeuwige hoorde hun geschrei. En dit alles gebeurde terwijl ze onderdrukt werden, en hun spraak in verbanning was. […]Toen de kinderen Israels Mitzraim verlieten trokken zij uit van onderdrukking naar verlossing en eeuwige vrijheid, en toen ontvingen zij opnieuw het vermogen van spraak’. De kabbalist Chayyim Vital leest het woord Pesach als peh sach, de mond die spreekt. De matze die we eten heet lechem oni, wat volgens de Talmud twee betekenissen heeft: het brood van ellende, en het brood waarover gesproken wordt (van la’anot, getuigenis geven, antwoorden). Het grondleggende kabbalistische werk de Zohar leest Bemidbar (letterlijk: in de woestijn), de Hebreeuwse naam van het vierde boek van de Torah,  als: ‘door middel van het woord’. Moshe was eerst zwaar van tong, hij claimde niet te kunnen spreken. Maar eenmaal in de woestijn, de midbar, wat ook gelezen kan worden als medaber, sprekend, horen we daar niets meer over. Wajedaber Moshe, Moshe sprak, en van Shemot tot en met Devarim hield hij niet meer op te spreken.

Het soort spreken dat hier bedoeld is, is niet: ‘Mooi weer vandaag, hè’ ‘Ja, beter dan gisteren. Geef jij de appelmoes nog eens door?’ Niet dat daar iets mee mis is. Maar hier gaat het om het zonder angst voor repercussies spreken over wat ons werkelijk beroert. Het gaat om het vrij uiting geven aan de diepte van onze ziel, om het zonder voorbehoud expressie geven aan ons authentieke zelf.

Het gaat er zeker niet om maar alles te zeggen wat in ons hoofd opkomt, het liefdeloos beledigen van bevolkingsgroepen, of het mensen het zwijgen opleggen met spreekkoren. Het is geen vrijbrief voor het plegen van lashon hara, voor het verdraaien of selectief vertellen van de waarheid als ons dat beter uitkomt, of voor het dwangmatig de aandacht op onszelf vestigen. Dat hoort allemaal bij de slavernij van het dienen van ons eigen ego.

Het is ons opgedragen Pesach, zeman cherutenu, de tijd van onze bevrijding, te vieren alsof we zelf slaven waren in Mitzraim. Mitzraim is Egypte. Maar het is ook een nauwe plaats, een beperkt bewustzijn, waarin we meer dan objectief noodzakelijk onze ego-behoeften najagen. Natuurlijk moeten we eten, willen we een dak boven ons hoofd, veilig zijn en ergens bij horen, en liefst ook gewaardeerd en gerespecteerd worden. Daar is niets mis mee. Maar als we daar een slaaf van worden, en er al onze tijd en energie aan besteden, en er meer, meer, meer van willen, dan is er geen ruimte meer voor onze ziel, ons authentieke zelf, om zich uit te drukken in de wereld. Dan vervreemden we van onszelf en van onze omgeving.

Pesach, dat is bevrijding uit de slavernij van ons beperkte bewustzijn, ons overmatige ego, en het zonder angst uiting kunnen geven aan onze goddelijke vonk, ons authentieke zelf.  Moge het zo zijn, spoedig in onze dagen!

HaMakor_ster

Purim, de echte werkelijkheid achter de schijnbare

Ook dit jaar gaan we weer Purim vieren. Maar wat vieren we nu eigenlijk?

Het woord megillah, rol, bevat de stamletters gimel lamed he van het Hebreeuwse woord ‘openbaren’. In Esther zitten de stamletters samech tav resh van het Hebreeuwse woord ‘verbergen’. De megillat Esther gaat dus over het openbaren van wat verborgen is. Het woord Esther zelf bestaat uit een aleph, de eerste letter van het Hebreeuwse alphabet, en seter. Aleph is een aanduiding voor G’d, en seter betekent een geheime, verborgen, plaats. Esther betekent zo dus ‘G’d die verborgen is’. En volgens Rashi is er in de dagen van Esther een hester panim, een verbergen van het goddelijk gelaat. Maar verbergen is niet verdwijnen. Esther is heel zichtbaar maar verbergt haar identiteit, niemand weet dat ze Joods is. We denken dat we de werkelijkheid zien maar we zien niet wat er werkelijk is. Onze uitdaging is de werkelijkheid achter de werkelijkheid te zien. Daarover gaat het boek Esther. We vieren het kunnen waarnemen van de echte werkelijkheid achter de zichtbare. Daarom zeggen de rabbijnen dat in de dagen van de Mashiach van alle feesten alleen Purim nog gevierd zal worden.

In het verhaal zijn allerlei mensen ‘toevallig’ net op het juiste moment op de juiste plaats. Toevallig hoort Mordechai twee hovelingen praten over het vermoorden van de koning. Toevallig wil de koning juist die nacht voorgelezen worden uit de Kronieken, en toevallig kiest zijn lakei juist dit stukje uit. Of kiezen? De tekst zegt: wajimatze katoev, het geschrevene werd gevonden. Is dat toeval, synchroniciteit, of de hand van haShem? Of is dat allemaal hetzelfde? Leit atar panui mine, er is geen plaats zonder Hem, zegt de Zohar. Het boek Esther leert ons het heilige, het wonder, te zien in het gewone, en zelfs in het slechte.

We kunnen ook ons eigen leven zien als een aaneenschakeling van toevalligheden. Of als een reeks gebeurtenissen die ons precies gebracht hebben waar we moesten zijn, of dat in de toekomst nog gaan doen. Als we naar ons leven kijken, kunnen we dat doen door het ellende-filter: wat een misere, wat hebben we het slecht getroffen, wat een nare dingen hebben we meegemaakt, wat hebben anderen het slecht met ons voor. Of we kunnen kijken door de zegeningen-bril: wat zijn ons veel goede dingen ten deel gevallen, en in de paar nare dingen zat een zegening verborgen, bleek later. Wonderbaarlijk hoe al onze ervaringen ons geleid hebben naar waar we nu zijn. Wat zijn we gezegend! Wat een prachtige dingen zien we iedere dag weer! Aan ons de keuze tussen ellende-filter of zegeningen-bril.

We hebben de opdracht met Purim zoveel te drinken dat we het verschil niet meer weten, ad d’lo jada, tussen ‘Baruch (gezegend) Mordechai’ en ‘Arur (vervloekt) Haman’. Althans dat zeggen de rabbijnen. Maar de Talmud noemt het woord wijn niet. Er staat לבסומי  , livsoemee, met dezelfde stamletters bet samech mem als kruiden, besamim, en het wordt vertaald met bedwelmen, gelukkig maken. We moeten zo gelukkig zijn dat we het verschil niet zien. Baruch Mordechai en Arur Haman hebben dezelfde getalswaarde, 502. Dat betekent volgens onze wijzen dat ze een betekenis delen. Maar hoe kan het toppunt van slechtheid gelijk zijn aan het toppunt van vroomheid?  De Ba’al Shem Tov zegt dat in ieder kwaad iets goeds zit, en dat we van binnen uit moeten kijken om het te zien. Ad d’lo jada betekent oordeel en controle loslaten. Het betekent gaan naar een plaats waar tegenstellingen overstegen worden. Het betekent gaan naar een plaats waar nog geen mening gevormd is, zodat alle meningen nog mogelijk zijn. Het betekent iedere situatie opnieuw kunnen bekijken, zonder door ervaringen in het verleden gevormd vooroordeel. Het betekent het overstijgen van dualiteit en gaan naar een plaats van non-dualiteit.

De Talmud tekst suggereert  dat we bedwelmende kruiden (wiet? absint? ayahuasca? paddo’s? wat gebruikten die oude rabbijnen?) nodig hebben om dualiteit te overstijgen. Een maal per jaar één trip, op Purim. Laten we er vanavond van genieten.  En de rest van het jaar aan onszelf werken om met bewustzijn die plaats te bereiken.

Tu B’shvat 2016: de mens is als een boom des velds

Tree-of-life-spring

We vieren Tu B’shvat,  het nieuwjaar van de bomen. In deze tijd komt in Israel de sapstroom, sraf, in de boom weer op gang. De chiut, de levenskracht, die in de donkere winter verdwenen leek, wordt weer zichtbaar.

De Tchortkover rebbe leerde dat als iemand alles verloren heeft, en geen hoop meer heeft, hij moet mediteren over een boom in de winter. Zijn bladeren zijn gevallen, zijn sap stroomt niet, hij ziet er dood uit. Maar plotseling komt hij weer tot leven en begint vocht uit de grond omhoog te halen. Hij gaat bloeien en brengt vruchten voort. Daarom moet iemand niet wanhopen, want ook hij is als een boom.

Een leven met alleen maar ups en geen downs lijkt ideaal. Maar is het dat wel? Zetten niet juist de down periodes ons aan om creatief te worden, de bakens te verzetten, over onszelf te leren? Hoe zou ons leven er uit zien als er nooit een uitdaging was? Veel mensen creëren hun eigen uitdagingen als het leven die niet voldoende biedt. Zouden we evenveel leren als er nooit uitdagingen waren?

In de parasha van deze week, Yitro, ontvangt het volk de 10 woorden, een absoluut hoogtepunt in onze geschiedenis. Maar wel na 210 jaar ballingschap. Pas toen de benauwenis op zijn ergst was bracht men de moed op het eigen pad te gaan dat door de Eeuwige gewezen werd. Volgens de Sefer Yetzirah is de mazal, het astrologische teken, van de maand Shwat de emmer. Een emmer laat men leeg zakken in de put en vervolgens haalt hem weer op met water er in. Yerida tzorekh aliya, zeggen de Chassidische meesters, om op te stijgen is eerst een afdaling noodzakelijk.

Voor de kabbalisten in Sefad in de 16e eeuw had de boom een grote symbolische waarde. Het grote werk van Chayyim Vital waarin hij de gedachtenwereld van rabbi Yitzchak Luria opschrijft, staat bekend als Etz Chayyim, de boom des levens. Volgens een onderdeel daarvan,  Peri etz hadar, wordt door het eten van fruit de zonde van Adam, het eten van de vrucht van de boom van kennis van Goed en Kwaad, gecompenseerd.  Het feest van Tu b’Shwat kon een grote tikkun olam, een heling van de wereld,  bewerkstelligen door het verstoorde evenwicht te herstellen. En laten we het evenwicht in onszelf niet vergeten.

Ik wens u een vreugdevolle Tu b’Shwat. Mogen we in dit nieuwe jaar van de bomen ook onze vrucht bijdragen aan het helen van de wereld, en zelf steeds verder groeien. Wechol atze hasadeh jimcha’u kaf, dan zullen alle bomen van het veld in de handen klappen van vreugde (Yesh.55:12)!

HaMakor_ster

Chanuka

Voor de schepping was er alleen het Licht van Ein Sof. Met de schepping van hemel en aarde werd duister gecreëerd. ‘.. en duisternis lag op de vloed … ‘ zegt Bereshit 1:2. Het oneindige Licht werd verborgen in duisternis. Maar is er een werkelijke scheiding tussen duisternis en Licht?

Op Tisha b’Av lazen we Echa, Klaagliederen, in het donker. We beweenden de verwoesting van de tempel. Tisha b’Av valt in  de zomer, de lichtste tijd van het jaar. Er is een oude gewoonte in Italie om de kaars bij het licht waarvan we Echa gelezen hebben te bewaren  tot Chanuka, om de eerste kaars mee aan te steken. Op Chanuka vieren we de herinwijding van de tempel. Het valt rond de winterzonnewende, de donkerste tijd van het jaar. Licht en donker zijn in de schepping onscheidbaar verweven als yin en yang. Het hele Joodse jaar is er op gericht het Licht te zien in de duisternis.

Volgens de mystici werd de wereld vlak na de schepping nog verlicht door het oneindige Licht en kon Adam van het ene einde van de wereld naar het andere kijken. Pas toen de mensen begonnen te zondigen werd het Licht verborgen, en veranderde het in Ohr ganuz, het verborgen licht. Maar het blijft bestaan, net zoals de zon blijft bestaan als de aarde gedraaid is en we aan de nachtzijde zitten. Vaak zien we het Licht niet. Maar op onze betere momenten neemt onze ziel, de goddelijke vonk in ons, er iets van waar, en is ons duister niet zo duister meer. Zoals haShem David het licht toonde, waarop deze in lofprijzing uitbarstte: ‘Hoe groot is Uw goedheid…’! (Teh 31:20)

We kunnen de kaarsen van Chanuka alleen zien tegen de achtergrond van duisternis. De kaars in de woestijn op het midden van de dag, waar de Sufi mysticus Rumi over spreekt, geeft niet zoveel vreugde. De Melkweg zien we alleen ’s nachts, als we ver buiten de stad zijn, het liefste in een onverlichte woestijn. Moshe moest de donkere wolk binnengaan om met de Eeuwige te spreken (Shem. 20:21). Mystici spreken over de donkere nacht van de ziel, de spirituele crisis die we doormaken op onze weg naar vereniging met haShem. In duisternis begint het zaad in de aarde te groeien.

De Chesed l’Avraham merkte op dat met de letters van het Hebreeuwse woord acht (zoveel dagen bleef de olie branden) , שמנה shemone, het woord olie gespeld kan worden, השמן hashemen. Diezelfde letters kunnen herschikt worden als נשמה, neshama, ziel. De vlammetjes van Chanuka, die we aansteken in de donkerste tijd van het jaar, zijn het begin van een nieuwe spirituele jaarcyclus van tikkun hanefesh, het helen van de ziel. Moge ons duister even verlichtend zijn als ons licht. Moge de nacht voor ons schijnen als de dag, en de duisternis helder zijn als het licht (Tehillim 139:12).

E

shofar YSY001(1)

Elul

Ik heb eindelijk een shofar gekocht en ben nu bezig te leren hem te blazen. In de maand Elul moeten we iedere dag het geluid van de shofar horen, en het werd tijd dat ik dat zelf kon, vond ik. En wel voor de eerste Elul. Ik kwam half juli thuis uit Jeruzalem met een prachtige shofar en legde hem voorzichtig in de boekenkast. Iedere dag keek ik er naar. Tot dan toe had ik nooit enig geluid uit een shofar gekregen. Was ik niet te overmoedig geweest? Of zou het net zo gaan als met mijn geweldige visioen om aan een parachute van een berg te springen, waarna ik ’s nachts zo slecht sliep dat ik de reservering de volgende morgen weer cancelde, met de conclusie dat ik niet alles hoefde te kunnen?

Toen ik voldoende moed verzameld had begon ik.  De eerste dagen kwam er helemaal geen geluid uit. De kans leek groot dat ik het nooit zou leren. Toch keek ik nog eens goed op youtube hoe het moest.  Nu ben ik zover dat er geluid uitkomt. Al een hele prestatie, vind ik zelf. Maar wat voor geluid! Niet het fiere klaroengeschal dat de komst van de Mashiach aankondigt. Niet de luide klank van de ramshoorn temidden van donder en bliksem aan de vooravond van het ontvangen van de Torah op Sinai. Ook niet de krijgshoorn uit Jeremiah, de dreigende klanken uit Amos, of de vrolijke trompet uit Tehillim.  Niets van dat alles. Ik produceer een zeurderig, huilerig, klagelijk, gebroken, miezerig, zielig geluid. En ik krijg er maar één toon uit, min of meer. Het ligt niet aan de shofar. De beheerder van de shop in Jeruzalem produceerde er een prachtig helder krachtig geluid mee. Het ligt helemaal aan mij.

Mijn geworstel met de shofar is een metafoor voor het werk dat we doen in de maand Elul. Volgens de Talmud moet het geluid van de shofar het zuchten zijn van de moeder die haar zoon verloren heeft in de strijd (TB RhS 33b), of haar het uitschreeuwen van ellende omdat hij niet terugkeert. In deze maand is het geluid van de shofar niet het geluid van triomf en vreugde, maar het geluid van pijn, van verdriet, van verlies, van onmacht.

In de maand Elul besteden we extra aandacht aan teshuva, berouw. We hebben fouten gemaakt. Dat doet pijn. Daarom huilt de shofar. We hebben het niet goed gedaan. Dat kwetst ons ego. Daarom klinkt de shofar deze maand zo zielig. We begonnen het jaar na de vorige Yom Kippur in een nieuwe auto. Maar gaande het jaar zijn er steeds meer krasjes op gekomen. Ieder nieuw krasje was een kras op onze ziel. De bumper is gedeukt, er zit een ster in de ruit, en na de laatste aanrijding sluit het portier niet goed meer. We kunnen natuurlijk volhouden dat het allemaal de schuld van de ander was. Misschien is dat niet helemaal onwaar. Maar daar worden we niet heel van. Om weer heel te worden zullen we zelf iets moeten ondernemen. De hele maand Elul nemen we ons eigen gedrag van het afgelopen jaar onder de loep. We proberen heel precies te zien wat wij fout deden. Zodat we het beter kunnen doen, kunnen repareren wat er gerepareerd kan worden, en het nieuwe jaar weer schoon kunnen beginnen, zonder schuldgevoel over het verleden. We deden het zo goed als we konden. Of misschien met opzet niet. Maar als werkelijk teshuva hebben gedaan, beginnen we het nieuwe jaar met een schone lei.

Teshuva betekent letterlijk ‘terugkeer’. Terugkeer naar wie we ten diepste zijn, terugkeer naar de Bron van alle leven. Rabbijn Shlomo Carlebach, zijn herinnering zij tot zegen, dichtte het volgende lied:

Return again, return again

Return to the land of your soul (2x)

Return to who you are

Return to what you are

Return to where you are

born and reborn again

Return again, return again

Return to the land of your soul

Moge dit bewaarheid worden. Op Rosh haShone hoop ik de shofar te kunnen blazen met een krachtige  heldere klank. Als we dan allemaal ons werk gedaan hebben komt de Mashiach, zegt onze traditie.

Menselijkerwijs gesproken zal het ons ook dit jaar weer niet lukken, vrees ik. Maar laten we ons blijven inspannen om de wereld en onszelf te helen, be-ezrat haShem, met hulp van de Altijd-wordende.

HaMakor_ster

Si

De maand Siwan

De maand Siwan is geassocieerd met de stam Zevulun, en Zevulun, de zeevarende stam,  is geassocieerd met de chilazon, het zeeslakje waarvan techelet gemaakt werd, het blauw van de draad in de tzitzit. De tzitzit herinneren ons aan de geboden. Maar wat was er zo bijzonder aan techelet? Het werd gekozen boven alle andere kleuren omdat het leek op de kleur van de oceaan die leek op de kleur van de hemel die leek op de kleur van de Troon van Glorie die op een plaveisel van safier stond. Chazal, dat is chachamim zichronam livracha, onze wijzen, leiden hieruit af dat spirituele ontwikkeling niet in één grote stap verloopt, maar stap voor stap, als de treden van een ladder. Op Sinai, zeggen onze wijzen, boog haShem de lagere en de hogere hemel en spreidde hen uit over de berg Sinai tijdens matan Torah. Een soort wormgat. Maar daarna namen de hemelen hun oorspronkelijke plaats weer in, en moeten we de ladder weer beklimmen om een hoger niveau te bereiken.  Iedere dag, stapje voor stapje  werken we aan onze spirituele ontwikkeling mechail el chail (Teh 84:7), van sterkte tot sterkte.