Shavuot 2016 , hdwhy – Yehuda, hoeder van de Verbonden
Gideon ben Avraham
Verbond als verdrag
In de verre oudheid ruim, 2000 jaar voor de gewone jaartelling hebben verbondssluitingen tussen de diverse volken in het Midden-Oosten het karakter van een militair, diplomatiek en sociaal-cultureel verdrag. De verdragen werden gesloten tussen rijken, grootvorsten en leenmannen, met de goed gestructureerde verdragsbepalingen, waarin de nodige sancties bij overtreding zouden volgen. De vondst in Noord-Egypte van de Amarna kleitabletten heeft uitgewezen dat de verdragsstructuur voor bijna het gehele Midden-Oosten gelijk was. Het voert te ver om op deze plaats dieper te kijken naar Tora met Verbond (B’rit) als verdrag, maar nauwkeurige studie maakt het zeer waarschijnlijk dat de schrijvers van Tora met deze Vazalverdragen bekend zijn geweest. In ieder geval moge het duidelijk zijn dat een verdrag moet worden nagekomen en zo niet, dan volgen de beschreven maatregelen. De zegen- en de vloekbepalingen behoren tot deze structuur. Verbonden trekken een rode draad door Tanach. G’d sluit een verdrag met Adam en na hem met veel anderen, zoals Noach, de aartsvaders en de diverse vernieuwingen van het Verdrag dat op Horeb is gesloten met het totale volk, van toen en nu. De laatste vernieuwing van het Verbond heeft plaats gehad onder Esra en daarmee is een belangrijke ontwikkelingslijn beëindigd.
Conclusie op deze Shavuot en Matan Tora is: we hebben geen pakketje geloofsartikelen ontvangen, maar we zijn een contract aangegaan; we zijn vazal van hwhy van de Eeuwige geworden, Matan Torah is dan ook het geboortemoment van de kavanah, de onder ede verklaarde toewijding. Bij Har Sinai verklaren we gemeenschappelijk: na’aseh ve nishma, we zullen doen en we zullen horen! Anders gezegd: we zullen de bepalingen van het verdrag dat u vandaag met ons allen sluit gehoorzamen.
Hieraan is als gezegd al een hele periode van verbondssluitingen vooraf gegaan. Een van de belangrijkste is het verbond met Noach, waarin direct de doelstelling van de verbonden die met de Eeuwige worden gesloten in het licht komt: geen willekeur in de menselijke samenleving en geen onverschilligheid, waardoor het menselijke leven en samenleven worden bedreigd.
De geschiedenis toont ons mensen die geroepen zijn op een eigentijdse wijze de desbetreffenden te herinneren aan de verdragsbepalingen, soms gewoon maar in de vorm van een stukje menselijkheid. Hier zien we hdwhy – Yehuda voor het voetlicht in de Jozef-geschiedenis. Het is de moeite waard om deze figuur grondig te bestuderen. Wij gaan ons de nodige beperkingen opleggen en kijken naar de naam hdwhy – Yehuda en naar de zegen die Ja’acov hem geeft, met als kern: de scepter zal van hem niet wijken noch de staf tussen zijn voeten, totdat Shiloh komt (B’reshiet 49, 8-10). Een blik op de Hebreeuwse schrijfwijze maakt de bijzondere betekenis duidelijk van de naam, die altijd in deze tijd iets zegt van de persoon en zijn karakter en of roeping.
Het eerste element dat we belichten is Yehuda’s naam: hdwhy. Wanneer we even de vergrote letter daleth, de d van deur, wegdenken, dan zien we de vierletterige Naam, ha- Shem. De eerste conclusie die we trekken is deze: Yehuda heeft een bijzondere betrekking met ha-Shem. Over deze betrekking kunnen we nog iets diepers zeggen: zijn naam heeft in het hart van de Vierletterige Naam een daleth, de Deur. Door de deur in Yehuda’s naam stroomt de Energie van de Eeuwige naar buiten. Ergo: de bestemming van Yehuda is: het Licht van de Eeuwige laten stralen over de omgeving waarbinnen hij zich bevindt. Hier is het bestemmingspunt van het Joodse leven, leven naar het model van Yehuda: het Licht laten schijnen, omdat ook wij als Joods volk “deze geopende deur” in ons dragen, geopend naar ons eigen innerlijk en naar de wereld waarin we geplaatst zijn.
Er is in de analyse van de Hebreeuwse tekst een opvallende – misschien wat speelse – samenloop. De Naam van de Eeuwige hwhy komt in B’reshiet 49 keer voor. De getalswaarde van hwhy is 10 + 5 + 6 + 5 = 26. Het begin van de zegen over Yehuda is de 26e keer dat Yehuda’s naam wordt genoemd. Het is te bijzonder om hieraan voorbij te gaan. Dat gaan we nu een beetje uitwerken.
Het tweede element dat onze aandacht vraagt is Shiloh.
Yehuda springt er dus uit in de zegeningen die Ja’acov uitspreekt. Er gebeurt iets dat tegen de gangbare rechtspleging ingaat. Bij overlijden van de vader, als stamhoofd en juridisch verantwoordelijke voor zijn deel van de tribale samenleving, volgt de oudste zoon hem op, tenzij de vader bij leven een ander gezinshoofd aanwijst. We weten dat Rouveen niet in aanmerking kwam vanwege zijn wangedrag. Daarom wijst Ja’acov Joseef aan als gezinshoofd, waardoor de broers wraak vrezen als hun vader is gestorven. Tot zover is het normaal. Nu komt er een nieuwe dimensie in de persoon van Yehuda. We zouden kunnen zeggen dat de eerste twee afwikkelingen verbonden zijn met “Ja’acov” en de zegen over Yehuda met “Israël”. We moeten, willen we Yehuda’s positie kunnen begrijpen, dan ook zoeken in een spirituele richting, de richting van de “toekomende tijd”, uitgedrukt in het woordje “totdat” (de). Hij zal heerser en herder zijn “totdat een andere tijd is aangebroken”.
Yehuda draagt twee dimensies door de tijd: de macht (scepter) en het herderschap (staf). Onder invloed van een specifieke uitleg wordt Shiloh doorgaans verbonden met een toekomstige persoon, een Messiaanse idee, die binnen de orthodox-christelijke theologie vaste wortel heeft geschoten. Ik neem u mee een andere richting uit, de richting van de Makom als de Plaats die de Eeuwige zich zal verkiezen om daar zijn Naam te doen wonen. Eerst iets anders. Opvallend is de Hebreeuwse getalswaarde van hlys – Shiloh = 300 + 10 + 30 + 5 = 345. Deze getalswaarde zorgt voor een koppeling met een betekenis naar voren in de tijd.
Als we de getalswaarde van Shiloh tegen het licht houden blijken de profetische woorden van Ja’acov Moshe in beeld te brengen. De naam Moshe heeft ook de getalwaarde 345. Met de roeping van Moshe (345) verschijnt in de verte van de tijd Shiloh (345): Makom in het Beloofde Land. Onder de staatkundige leiding van Moshe krijgen de beide elementen die bij Yehuda horen (heerser en herder) een eigen vorm in de verankering van de Macht van de Eeuwige, de macht (scepter) die door Moshe wordt vertegenwoordigd en in de priesterschap (staf), die de herderlijke taken uitvoert, conform de verdragsbepalingen van Tora, verbonden met het Mishkan, de Makom voor de Presentie van de Almachtige, de Shechinah.
Yehuda is voorlopig schuilgegaan in de coulissen van de tijd, op weg naar het Beloofde Land. De stam Levi is belast met de uitvoering van het herderschap en het toezicht op de naleving van de verdragsbepalingen. Dan komt het leven van Moshe tot een einde. Het getal 345 sterft echter niet met zijn heengaan. Na de verovering van Kena’an onder leiding van Yehoshua, de zoon van Nun uit de stam Ephraim, komen we direct Shiloh tegen als de plaats van de vernieuwing van het Verdrag. Jaren geleden ontdekte ik dat de Griekse vertaling van Tanach, de Septuaginta (LXX), de locatie van de verbondsvernieuwing, Shechem (Masoretische tekst), heeft vervangen door Shiloh. Er zijn goede gronden om met deze vertaling in te stemmen, omdat daarmee het Miskan als het centrale Heiligdom vanaf het begin in Shiloh is geweest. Het theologische debat dat hierover is gevoerd moet hier ongenoemd blijven. Het is wel duidelijk dat er nooit sprake is geweest van één enkele Makom waar geofferd mocht worden. Een kleine Tanach-studie maakt dat meteen duidelijk.
Voor ons is het van belang dat de scepter van Moshe (345 als getal) zich weer paart aan het herderschap van Shiloh (345) in de bedding van het priesterschap. Met de opkomst van het Davidische koningschap komt het heerserschap van de profetie over Yehuda weer binnen de gezichtskring.
Kortom: via de positie van Moshe, verankerd in de verdragsbepalingen van het B’rit ha Choreev, uitgewerkt in de Tora, is de verdeling tussen ‘macht’ (David) en ‘herderschap’ (Kohen ha Gadol) een feit, beide verbonden als “altaar en paleis”.
Nu zijn het Mishkan, de Mikdash en het koninklijk paleis verdwenen. Anders gezegd: het priesterschap en het koningschap zijn geschiedenis geworden. Dan treedt Yehuda uit de coulissen van de tijd voor het voetlicht van de wereld, als de profetisch-organieke drager van bestuurlijke kracht en herderlijke compassie: de “hoeder van de Verbonden”, de samenbinder binnen de Joodse gemeenschap en de uitnodigende samenbinder van de gojim, de volken die de slip van de Judese man (Tora, tallit) zullen grijpen en met ons willen gaan.
In Jechezkeel 37 lezen we over de hereniging tussen Ephraim en Yehuda. Op twee stukken hout worden de beide namen geschreven. Ephraim wordt tegen Yehuda aangelegd en ze worden weer één. In Zecharja 14 vinden we een sluitstuk van onze getrokken lijnen. Alle volken van de wereld worden uitgenodigd om Sukkot te komen vieren. In deze voorafschaduwing treffen we Yehuda en Jerushala’im tezamen als de kernen van de nieuwe, open toekomst met een warm welkom voor iedereen. In andere woorden: op het moment dat de geografische Makom is verdwenen, liggen “macht” en “herderschap” weer op de schouders van Yehuda, de verpersoonlijking van het Jodendom, dus van het Joodse leven, het Joodse volk, het Judaïsme dat gekenmerkt wordt door kavanah (erkenning van en toewijding aan Tora) en rechem (compassie) met elkaar binnen ons volk en de wereld waarin wij staan. De vernieuwing van Jodendom kan dus eigenlijk niets anders beogen dan de bevordering van de kavanah, die erop is gericht om het Eeuwige Verbond van Choreev met haar verdragsbepalingen te respecteren en telkens vernieuwend te interpreteren.
Jodendom: geen angst voor toenemend antisemitisme als aandrift, maar een positieve, transformerende zelfwaarde bepaling vanuit de verbondenheid met ha-Shem, waardoor wij compassie en licht verspreiden, stralend uit de Open Deur, de daleth die we als volk en als individu in ons hebben:
hdwhy.
Sjavoeot 5776
José de Kwaadsteniet
Deze week is het vijf jaar geleden dat rabbijn Yehuda Aschkenasy z’’l overleed, en wel op Sjavoeot. Hij was mijn leraar en goede vriend.
Eén van zijn geesteskinderen, in dit geval samen met Eli Whitlau z’’l, was Tenachon, waarvan ook een serie is gewijd aan de feestdagen. Iedere Tenachon-aflevering opende jarenlang met een artikel van de hand van Yehuda en Eli samen, zo ook het nummer over Sjavoeot. Mede als een eerbetoon aan hen wil ik jullie graag meenemen in dat artikel.
Toen ik het artikel herlas werd ik verrast door een aantal mooie doorkijkjes. Overigens kwam ik, toen ik voor mezelf die doorkijkjes op een rijtje zette, tot een aantal van zeven … Sjavoeot.
In mijn woorden.
- Verlossing is een moeizaam gebeuren, want onvermijdelijk kom je eerst in woestenijen terecht. Zoals Yehuda en Eli zeggen: de keuze voor toekomst (weg uit slavernij) loopt door de woestijn. Die trektocht vraagt heel veel van een mens, want het confronteert je met je essentie. Je kunt er niet omheen. Vandaar dat er gesproken wordt over 49 poorten van omkeer. Al die obstakels. Visioenen van gebrek aan voedsel, droge kelen: waar is water?? Waar zijn we aan begonnen? Hadden we maar.
- In Sjemot wordt grote nadruk gelegd op het feit dat Tora in de woestijn werd gegeven; in 19:1 en 2 drie keer. Waarom? De Maharal van Praag zegt: de mens, Adam, ontleent zijn naam aan de aarde, adama. Zolang hij geen Tora heeft, is hij woestijn, er groeit niets en er kan niets groeien, behalve wildgroei. Op zichzelf teruggeworpen is hij Adam-in-potentie. Mens en Tora samen dragen vrucht.
- De mens-in-de-woestijn verkeert, zoals gezegd, in crisis. Angst voor de toekomst. Als Mosje in zo’n situatie de wanhoop nabij is, zegt de Eeuwige tegen hem (Sjem.17:6): Kijk, hier sta Ik, vlak voor je! (lett.: voor je aangezicht.) En de midrasj (Mechilta) vult aan: De Heilige Hij zij gezegend zei tegen hem: iedere plaats waar je voetsporen van mensen ziet, daar sta Ik vlak voor je. Het zand van de woestijn ademt Gods Aanwezigheid, en wel in de sporen van mensen die onderweg zijn. Van alle mensen. Want woestijn, niemandsland is van iedereen. Van alle mensen onderweg, ver van hun bestemming. Ik sta vlak voor je, je bent niet alleen. Op die plek wordt Tora gegeven. Dat leert ons bovendien dat de Tora voor de gehele mensheid bestemd is.
- Megillat Ruth laat een andere kant van dit proces zien. Ruth, de Moabitische. Toen Israël door de woestijn trok op weg naar het land van belofte en de hulp van Moav nodig had, weigerden de Moabieten hen te helpen aan water en brood (Dev. 23:4-5). En dan Ruth! Tegenover de kilheid/onverschilligheid/eigen-volk-eerst-mentaliteit van haar voorouders, is zij loyaal, liefdevol, betrokken bij haar schoonmoeder. En dat ledor wador, want ze schenkt Naomi een kleinzoon – een kind met messiaanse trekken, een toekomst-kind. Jouw volk is mijn volk. Net als Avraham verlaat ze het land van haar geboorte, het huis van haar vader. Ruth, de belichaming van de droom dat eens alle volken zich zullen oriënteren en zo deelgenoot zullen worden van de lessen van de Tora.
- Rabbijn Sjlomo Riskin schrijft: Ruth’s geschiedenis leert ons de betekenis van Joods-zijn: worstelen om verandering (NB zie de naam Jisraël) – mét/vanuit het vermogen tot verandering. De reden waarom we met Sjavoeot melkspijzen eten, staat in rechtstreeks verband met dit vermogen tot verandering. Melk komt van de koe, symbool van vlees. Dat leert ons dat het product radicaal kan verschillen van zijn bron – dat kinderen uit kunnen groeien boven een geschonden jeugd, dat mensen kunnen uitstijgen boven hun omgeving, boven wat gegeven is, onveranderlijk lijkt.
- Het pijnlijkste in onze samenleving (we schrijven 1998) lijkt het ontbreken van duidelijke oriëntatielijnen. Maar betekent dat dat mensen er niet naar op zoek zijn? Houdt dat in dat mensen om ons heen niet, net als Ruth, in staat zijn tot loyaliteit, onderlinge verbondenheid, verantwoordelijkheid voor elkaar? Dat ze zichzelf niet kunnen overstijgen als het er op aan komt? In de verste verte niet! We mogen en moeten er van uitgaan dat ze de hunkering van Ruth delen – de hunkering naar gemeenschap, naar betekenis van de eigen bestemming.
- In een midrasj op de Psalmen vergelijken de wijzen Israël met een zijderups, die kostbare zijde maakt door zijn mond. Door elke dag erin te spreken (Dev. 6:7, we-dibbarta baam!) leert Israël de Tora iedere dag in steeds weer andere situaties kennen. Elke dag een nieuwe dag, elke dag nieuwe/vernieuwde/vernieuwende Tora.
Tot slot een citaat van A.J. Heschel: In de handen van vele volken is het Woord geworden tot Boek. In het leven van Israël blééf het een Stem. (God in search of man, p. 275).